Fragmenten uit het dagboek van een broeder
De monniken van de Abdij van Egmond hebben gedurende de Tweede Wereldoorlog roerende tijden beleefd. Een deel van hen is geëvacueerd, de Abdij (toen nog Priorij) zelf is tijdelijk gevorderd geweest door de Duitsers. De achterblijvende monniken hebben in Egmond-Binnen onderdak verleend aan Italianen en moesten uiteindelijk zelf ook vluchten. Vanuit aangrijpende verhalen uit het persoonlijke dagboek van een broeder wordt nu voor het eerst het verhaal uit de oorlogstijd verteld en met foto’s getoond. De meeste foto’s zijn gemaakt door Pater Nieuwenhuys.
Een van de fragmenten uit het oorlogsdagboek van de broeder:
“Na enige tijd begon men in het dorp te schieten, mensen schreeuwden en renden voorbij St. Jozef. Toen dit in hevigheid toenam besloot broeder Gerlach eens naar beneden te gaan en te vragen wat men van de toestand dacht. Beneden was alles weg en de deur op slot. Aan de voorkant stonden twee soldaten met het geweer in de aanslag maar met de ruggen naar ons huis. Broeder Gerlach stormde naar boven, greep zijn horloge en vulpen en verstopte de kroniek, ging door de achterdeur richting Doelen. Nu was hij daar in die vier jaar Egmond nog nooit geweest. Mensen stonden buiten en vroegen wat er in het dorp aan de hand was. Hij vroeg een damesfiets, doch kon op het einde van de Doelen niet verder door de tankval. Bij het laatste huisje riep men hem binnen. Het bleek de familie Tervoort te zijn. Nauwelijks zat hij daar of twee jongens van de familie Baart kwamen langs de ligusterheg geslopen en namen hem mee. In minder dan tijd was de tuniek uit en deze ging in een bietenmand met bieten erop. Bertus leende zijn pak en toen in de schuilkelder. De hond moest naar de zolder, want anders gaf deze de plaats van de schuilkelder aan.”
U kunt in het museum bij de winkel van de Abdij van Egmond de expositie bezoeken van dinsdag tot en met zaterdag van 11:00 uur tot en met 16:30 uur.
Fotobijschrift: Evacuatie van de een deel van de broeders van de Abdij van Egmond vastgelegd door Pater Nieuwenhuys.